Inleiding
Veel nationale wetgeving inzake dierenwelzijn is grotendeels gebaseerd op een definitie die is goedgekeurd door de 180 lidstaten van de Wereldorganisatie voor dierengezondheid (World Organisation for Animal Health – OIE). Het beschrijft het concept van dierenwelzijn voor landdieren als volgt: ‘Een dier verkeert in een toestand van welzijn als het op basis van wetenschappelijke principes wordt beschouwd als gezond, ontspannen, goed gevoed, veilig en in staat is om zijn natuurlijk gedrag uit te drukken, en als het niet onderworpen is aan onaangename ervaringen of leefomstandigheden leidend tot gevoelens zoals pijn, angst en spanning ”.
Het internationale recht heeft een redelijk goede reputatie op het gebied van dierenwelzijn, omdat het vaak wordt gezien als beschermend voor dieren. Dat recht is echter primair een mensenrecht om het niet-menselijke te domineren, waarbij het dier wordt gezien als een bezit, als een handelswaar.
Tot enkele jaren geleden waren eigendom en toe-eigening de regel zowel in nationaal als internationaal recht en is een vorm van, vaak zeer beperkte, bescherming van het dier de uitzondering. En helaas is dit dikwijls nog steeds het geval. Het dier heeft geen intrinsieke rechten, het bezit noch zijn lichaam, noch zijn worp, zijn territorium of de vruchten van zijn werk. Het dier kan alleen iemands bezit zijn. Dit is nog steeds vaak de basis voor het internationale recht. De uitspraken van de GATT (na de Tweede Wereldoorlog) en sinds de jaren 1990 haar opvolger, de Wereldhandelsorganisatie (WTO), zijn hier goede voorbeelden van. In bijna alle rechtszaken waarbij dieren betrokken waren en waarbij een soevereine Staat dieren beter wilde beschermen, werd het argument voor de bescherming van het dier afgewezen in naam van het beschermen van de Handel. (Chapaux V, 2016).
In 2014 werd evenwel een grote stap vooruit gezet. Enkele jaren eerder besloten een aantal Europese landen (waaronder België) de import van afgeleide zeehonden-producten uit Canada en Noorwegen te verbieden wegens de manier waarop de dieren werden behandeld, in dit geval geslacht. Canada en Noorwegen gingen naar de internationale rechtbank, maar op basis van onderzoek naar de heersende opvattingen in Europese samenlevingen accepteerde de WTO het door de EU opgelegde verbod op grond van “openbare zeden”. Sinds deze rechtszaak, die in mei 2014 werd gesloten, kan het welzijn van dieren een legitieme barrière vormen voor de internationale handel. Vanaf nu kan een land de invoer van een dier of een afgeleid dierlijk product weigeren vanwege de omstandigheden waarin het dier is gefokt of, wat zeehonden betreft, de onmenselijke omstandigheden waarin op hen is gejaagd. Die bepaling opende volledig nieuwe perspectieven in de internationale handel in dieren (Chapaux V, 2016).
Het lijkt waarschijnlijk dat veel, misschien wel de meeste niet wetenschappelijk gevormde mensen die omgaan met dieren al lang geloven dat dieren een bewustzijn hebben en emoties kunnen vertonen die hun gedrag sturen, een overtuiging gebaseerd op gezond verstand. Deze mening werd de voorbije 300 jaren echter niet gedeeld door filosofen, wetenschappers of andere professionelen die werkten met dieren. Daar kwam de laatste 30 à 40 jaren een kentering in. Deze evolutie is het gevolg van een groeiend inzicht dat dieren, onafgezien van de species, een vermogen tot bewustzijn en emotie bezitten (Duncan 1991, 2006). Verschillende factoren hebben bijgedragen tot de recente toename van het professionele inzicht dat dieren van verschillende species inderdaad ten minste enkele kenmerken van bewustzijn vertonen, waaronder sensoriële ervaringen, gevoelens, emoties of andere subjectieve ervaringen, beschreven als ‘affecten’ in de wetenschappelijke literatuur. Zo ontstond een wetenschap over dierenwelzijn en binnen die snelgroeiende discipline groeide de wetenschappelijke onderbouw voor het begrip van de ‘affectieve staat’ (gemoedsgesteldheid) als een sleutelelement voor het nodige inzicht in het gedrag van dieren, hun noden en hun welzijn (Fraser, 1997, 1998; Broom, 2010; Webster, 2011; Hemsworth et al., 2015; Mellor DJ, 2016, 2019).
Deze formele, op wetenschap gebaseerde erkenning dat dieren een bewustzijn hebben, gaat expliciet in tegen het eerdere gedragswetenschappelijke dogma dat het denken vóór 1995 domineerde, met name dat het gedrag van dieren kon worden beschreven, maar dat antropomorfe obstakels betekenden dat het niet wetenschappelijk zinvol was om dit gedrag te interpreteren in termen van de motivaties en / of het subjectieve ervaring door de dieren. Deze visie werd sterk aangevochten door o;a. Jaak Panksepp (1998, 2005,2006), die samen met talloze anderen, overtuigende neurofysiologische, neuroaffectieve, veterinaire klinisch-wetenschappelijke en gedragswetenschappelijke bewijzen leverden die het bewustzijn en gevoelens van welzijn of on-welzijn bij dieren als belangrijke attributen van hun gedrag ondersteunen.
Dit groeiend inzicht heeft geleid tot steeds meer wijdverspreide internationale verklaringen dat dieren bewuste wezens zijn, wier welzijn van belang is (ref. World Animal Protection). Dit is bijvoorbeeld het geval binnen de Europese Unie via het Verdrag van Lissabon (2008) en via wetgeving in Frankrijk (2015), Nieuw-Zeeland (2015) en Quebec (2015) (OIE Global Animal Welfare Strategy 2017). Een voorstel voor een universele verklaring over dierenwelzijn door de Verenigde Naties wordt door ten minste 46 landen ondersteund (Universal Declaration on Animal Welfare 2014. Available online: https://en.wikipedia.org/wiki/Universal_ Declaration_on_Animal_Welfare). Ook werd door de 180 lidstaten van de Wereldorganisatie voor dierengezondheid (OIE) een verklaring aanvaard waarin het bewustzijn van het dier wordt erkend in het kader van de OIE Global Animal Welfare Strategy 2017 ( ref. OIE Global Animal Welfare Strategy 2017. World Organisation for Animal Health: Paris, France, 2017. Available online: http://www.oie.int/fileadmin/Home/eng/Animal_Welfare/docs/pdf/Others/EN_OIE_AW_ Strategy.pdf).
De meeste wetgeving in continentaal Europa is gebaseerd op de Code Napoléon, daterend uit 1804. Daarom is de wijziging in 2015 van de Franse Code du Droit Civil (wetgeving inzake burgerrecht) ook baanbrekend. De evolutie van de status van het dier is de grootste zorg van de Franse “Fondation 30 Millions d’Amis”. Die stichting vecht voor dierenrechten en dringt aan op de menselijke verantwoordelijkheden en plichten hierin. Door bewustwording te creëren in de Franse samenleving en dankzij het werk van juridische experts en beleidsmakers heeft de stichting uiteindelijk kunnen bekomen dat een dier wordt beschouwd als een levend wezen met gevoelens en emoties en niet langer als een roerende zaak. Het Franse burgerlijk wetboek is uitgebreid met een nieuw artikel 515-14, dat bepaalt dat dieren worden beschouwd als bewuste wezens met gevoelens. Deze nieuwe tekst wijzigt radicaal de Cartesiaanse visie op het dier als een gevoelloos apparaat, zoals gevat in het burgerlijk wetboek van 1804. Deze tekst werd herzien in het licht van de eisen, de realiteit en de ethiek van onze 21e-eeuwse samenleving. Met de hervorming van de burgerlijke staat van het dier in de Franse wet krijgen zijn intrinsieke waarde en zijn mogelijkheid om vreugde, verdriet, angst of lijden te ervaren de overhand op de commerciële en patrimoniale waarde van het dier. Dat is een beslissende stap vooruit en een historische ommekeer die als voorbeeld kan dienen voor talrijke andere Europese landen met een juridisch systeem gebaseerd op de Napoleontische Code Civil.
Het Waalse gewest keurde aldus in 2018 al een wet over dierenwelzijn goed waarbij dieren als bewuste wezens erkend worden. Dit is niet het geval voor de Vlaamse Gemeenschap, het Brusselse Gewest en de Belgische Staat.
Omdat de juridische zorg voor het welzijn van wat men ‘de beste vriend van de mens’ noemt, zo recent is, is een zachte onderdompeling in de evolutie van de ‘westerse’ manier van denken over dieren nodig om te begrijpen hoe de samenleving dieren vandaag de dag bekijkt.
Een historisch perspectief op westerse opvattingen over (gezelschap)dieren
Er kan worden aangenomen dat de prehistorische mens zichzelf eerder als onderdeel van de natuur zag. Deze primitieve man heeft echter in zijn verscheidene relaties met dieren, met name zowel jager als bejaagde, waarschijnlijk ook bijgedragen aan de uitroeiing van tientallen diersoorten (Boon D, 2001).
De sterke scheiding tussen mens en natuur is waarschijnlijk ontstaan ??na de neolithische revolutie. Tijdens deze periode stimuleerde de ontwikkeling van de landbouw en de veeteelt (inclusief de domesticatie van dieren) de opkomst van grote nederzettingen, zodat mensen letterlijk ‘buiten’ de natuur leefden. Men verloor een essentieel gevoel van eenheid met de natuur en de mens verhief zich als exclusief moreel relevant wezen boven alle andere levende organismen (Morris I, 2010).
In de Romeins-Griekse periode begon dit dogma van menselijke superioriteit filosofischer te worden benaderd. De oude Griekse filosoof Aristoteles stelde dat dieren bestonden om de mens te dienen. Hij baseerde dit op de veronderstelling dat er niets zinloos en zonder reden in de natuur was Zo bedacht hij zijn ‘natuurlijke’ orde: alle dieren bestonden voor het welzijn van de mens, de gedomesticeerde zowel om hem te dienen en te voeden, en de wilde voor voedsel en andere voorzieningen. De mens stond superieur aan de top, omdat hij een speciale eigenschap had die dieren niet hadden, namelijk rationaliteit (Vandenbosch M, 2005)
Romeinse filosofen gekend als de Stoïcijnen hadden eveneens een belangrijke invloed op het denken over mens-dier relaties. Tussen mensen en dieren was er in hun ogen een objectieve, biologische verwantschap, maar met een onredelijk wezen als een dier kon er geen subjectief gevoel van verwantschap zijn. Dientengevolge werden ze uitgesloten van de morele cirkel van ‘gelijken’, zodat ze hun bestaansrecht ontlenen aan hun nut voor de mens.
In de christelijke en joodse scheppingsverhalen werd ook een superieure positie toegeschreven aan de mensheid. In het christendom werden dieren beschouwd als zielloze wezens (in tegenstelling tot de mens, die begiftigd is met een ziel) en vielen daarom buiten de cirkel van morele overweging. Terwijl Aristoteles aldus de menselijke suprematie onderbouwde door te verwijzen naar “natuur”, verwezen het Joodse denken en het christendom naar God (Vandenbosch M, 2005).
Middeleeuwse filosofen en theologen volgden deze visie en bepaalden grotendeels het middeleeuwse denken over dieren. De katholieke theologen van de derde en vijfde eeuw namen veel ideeën over van Aristoteles en de Stoïcijnen, waaraan ze hun eigen bevindingen toevoegden. Ze omvatten ook alles wat leefde binnen hun eigen hiërarchie van inferieure en superieure wezens[1]. De heilige Augustinus stelde echter dat er toch aandacht nodig was voor het vermogen van dieren om te lijden. In tegenstelling tot de stoïcijnen erkende hij dus het morele aspect van de relatie van de mens met de dieren. Maar ook hij vond dieren inferieur. Het Middeleeuws christendom plaatste de unieke God bovenaan de ladder en de mannelijke en christelijke Europeaan op de hoogste trede. Met een mandaat van de Allerhoogste kon hij heersen over alle aardse wezens en structuren. A fortiori over de inferieure dieren, die op aarde werden geplaatst als “geboren slaven” om door de mens te worden gebruikt. Toch waren er een aantal beperkingen: bepaalde vormen van wreedheden tegen dieren waren niet aanvaardbaar, niet omwille van de een intrinsieke waarde van de dieren zelf, maar omdat dit schade zou kunnen berokken voor de eigenaar van het dier. Bovendien verklaarde Thomas de Aquino dat wreedheid jegens dieren moreel verwerpelijk was, niet omdat dieren moreel belangrijk waren, maar omdat dit tot wreedheid voor mensen kon leiden. Hij verklaarde niettemin dat deze irrationele ‘minderwaardigen’ (de dieren), die niet naar het beeld en de gelijkenis van God waren geschapen, bestonden om de volmaakte mensen te dienen (Adant G, 2001).[2]
Hoewel dieren destijds als moreel irrelevant werden beschouwd, vonden ze hun weg naar middeleeuwse juridische procedures op een opmerkelijke manier. Een stier werd bijvoorbeeld ter dood veroordeeld in een uitspraak van het Parijse parlement omdat hij een man dood had geschopt. Een stier in Ingelmunster deelde hetzelfde lot. In Leyden werd een hond opgehangen omdat hij de hand van een man had gebeten. Soortgelijke juridische procedures tegen dieren deden zich overal in Europa voor. Deze dieren werden ‘schuldig’ bevonden, niet omdat ze zouden criminele daden gepleegd hebben als criminele wezens met dito bedoelingen, maar omdat hun acties een aanval op de goddelijk geïnspireerde hiërarchie vormden. Opmerkelijk was dat deze dieren onderworpen waren aan de toen geldende wettelijke procedures. Er werd bijvoorbeeld een advocaat aangesteld om te zorgen voor de verdediging van het dier (Adant G, 2001).
Met de opkomst van het humanisme in de Renaissance en nadien de Verlichting werd het idee dat de mens een unieke positie in het universum bekleedt, versterkt, maar dan eerder vanuit een seculier, werelds perspectief. Niettemin speelden religieuze argumenten over de morele status van dieren nog steeds een belangrijke rol.
De ideeën die de Franse filosoof René Descartes in de zeventiende eeuw naar voren bracht met betrekking tot dieren, zijn misschien het sterkst bepalend geweest voor ons huidig Westers denken hieromtrent. In overeenstemming met het christelijke concept dat dieren geen ziel hebben, redeneerde Descartes dat ze ook geen bewustzijn hadden en bijgevolg geen vermogen om pijn of plezier te ervaren. Dieren waren dus niets meer dan complexe machines gemaakt voor onbeperkt menselijk gebruik. Enkele decennia later pasten een aantal van zijn overijverige volgelingen het Cartesiaanse concept over het bewustzijn van het dier genadeloos toe door honden levend te spijkeren en open te snijden aan bloedige vivisectie-tafels, spijts hun gekrijs. Volgens het Cartesiaanse idee huilde de hond niet vanwege pijn omdat een “natuurlijke machine zonder onsterfelijke ziel” niet echt kon voelen. De geluiden die de dieren toen maakten, werden als vergelijkbaar beschouwd met het geluid dat een metalen kookpot zou maken als men erop slaat. Descartes zelf wist duidelijk wat zijn visies voor de dieren veroorzaakten. Dit blijkt uit een opmerkelijke passage in een van zijn brieven aan de Engelse filosoof Henry More, die de theorie van “l’ animal machine” als moorddadig verafschuwde:’ Mijn mening is meer een gunst voor de mensheid dan wreed voor de dieren (. ..) omdat het mensen verlost van het vermoeden van het plegen van een misdrijf wanneer ze dieren eten of doden. “, aldus Descartes (Vandenbosch M, 2005).
De invloed van de achttiende-eeuwse filosoof Immanuel Kant is ook enorm. Zijn filosofisch erfgoed heeft de mensheid een grote dienst bewezen. De universele verklaring van de rechten van de mens is op basis hiervan ontwikkeld. Maar dieren deden het niet zo goed met Kant. Hij zag in het unieke menselijke vermogen tot rationaliteit, de zogenaamde Rede, de bron van menselijke waardigheid, meer dan dat, de bron van alle waardigheid: zonder rede geen waardigheid. En omdat dieren deze rede niet hadden, vielen ze uit de boot. De verlichte filosoof probeerde echter de implicaties van zijn theorie voor dieren te nuanceren door een theorie van indirecte plichten jegens dieren. Mensen hadden geen directe plichten jegens dieren, maar als het dier eigendom was van iemand, leidde het misbruik van dit dier indirect tot schade aan de eigenaar. Dierenmishandeling werd echter niet alleen veroordeeld omdat het schade toebracht aan de meester van het dier, maar vooral omdat het kon leiden tot wreedheid jegens mensen (Cazaux G, 2001). Hij die wreed was tegen dieren, werd ook hard in zijn omgang met mensen. Kant toonde zich een volgeling van Thomas de Aquino. Wreedheid tegen dieren zou leiden tot een afzwakking van het morele normgevoel en zo de deur openen naar de mishandeling van medemensen. In lijn met deze gedachtegang was Kant bijvoorbeeld een voorstander van het Engelse gerechtelijk systeem dat slagers niet in een volksjury liet zetelen. Vanwege hun wreedheid jegens dieren werden slagers en degenen die in een slachthuis werkten niet als volledig “menselijk” beschouwd. Dezelfde minachting met betrekking tot slagers was al geuit door de Engelse filosoof John Locke. Locke verklaarde ook dat veel aandacht diende te worden besteed aan kinderen die dierenmishandeling hadden gepleegd, een praktijk die moest bestraft en afgeleerd worden (Cazaux G, 2001). Locke, als een filosoof-tijdgenoot van Descartes, meende overigens dat het duidelijk was dat mensen vooral bang waren om dieren een onsterfelijke ziel te geven, omwille van de potentiële analogie aan mensen. Volgens hem was dat de reden waarom ze dieren kwalificeerden als gevoelloze machines die reageerden als speelgoed (Vandenbosch M, 2005).
Kants standpunt over dieren had een dubbele implicatie. Aan de ene kant ontkende hij dat dieren respect verdienen omwille van hun eigen welbevinden of welzijn. Hij bracht zo elk dier terug tot het niveau van een onredelijke en ongevoelige ‘voorziening’ die alleen bestaat om de belangen van de mens te dienen. Aan de andere kant heeft zijn doctrine geleid tot een wijziging in de houding tegenover de heersende absolute willekeur en wreedheid in de omgang met dieren. In het vroegmoderne Europa betekende dit een stap vooruit. In die tijd was ritueel martelen van dieren overal populair en vrijwel niemand beschouwde het als problematisch. Kants denken bood een intellectueel schild om dieren tot op zekere hoogte te beschermen tegen menselijke wreedheden (Vandenbosch M, 2005).
Tegen het einde van de achttiende eeuw rezen echter andere stemmen die pleitten voor verandering. Jeremy Bentham pleitte ervoor dat dieren in morele overwegingen zouden worden opgenomen. “De vraag is niet kunnen ze redeneren, noch of kunnen ze praten, maar of ze kunnen ze lijden?” was zijn benadering. Hij was sterk gekant tegen de Cartesiaanse visie van dieren als ongevoelige machines, maar stelde dat ze wel degelijk bescherming en respect verdienden, omdat ze ook konden lijden of welzijn konden ervaren. Dit pleidooi om morele relevantie aan dieren toe te schrijven, ontstond in een algemeen maatschappelijk beweging om ook ethisch belang te hechten aan alle mensen zoals vrouwen, niet-blanken, slaven, …(!).
Nieuwe wetenschappelijke bevindingen, zoals Darwins evolutietheorie, betekenden ook al een belangrijke ondersteuning voor deze ethische opvattingen. Inderdaad werd een wetenschappelijke basis gecreëerd om het concept van de mens “aan de top van de evolutieladder” te verwerpen. De mens had zich, net als elke andere diersoort, op een bepaalde manier ontwikkeld en was na miljoenen jaren geëvolueerd tot een diersoort die zich had aangepast aan zijn specifieke levensomstandigheden en een bepaalde niche in het ecosysteem had ingenomen. Kenmerken zoals rationaliteit of het vermogen om pijn te lijden, die tot dan toe alleen werden toegeschreven aan de menselijke soort, leken ook te bestaan ??in andere diersoorten, wat impliceert dat er geen scherpe kloof was tussen mensen en andere dieren, maar eerder geleidelijke opgetreden verschillen maar overeenkomsten bleven bestaan(G. Cazaux, 2001).
Deze ideeën werden meer en meer aanvaard in de samenleving en in de negentiende eeuw werden de eerste verenigingen voor dierenbescherming in verschillende landen opgericht. Deze organisaties hekelden de virtuele afwezigheid van een wettelijke bescherming voor dieren. Het was echter opmerkelijk dat deze initiatieven nog steeds enigszins teruggingen naar de Kantiaanse ideologie. Zo gebeurde het vaak dat vanuit een soort paternalistische opvoedingsmoraliteit de praktijken van de zogenaamde “lagere” klassen ( bv. hondengevechten, stroperij, enz)het eerst werden aangepakt. Dierenmishandeling werd gezien als een schending van goede zeden en niet als een schending van het welzijn van het dier zelf. Het is duidelijk dat dit burgerlijke onderwijsideaal en deze argumentatie in een eerste fase noodzakelijk waren om de eerste wetten over dierenbescherming door de parlementen te laten goedkeuren, ook al waren veel van die eerste pioniers van de dierenbescherming, zoals de Humane Society in de Verenigde Staten inderdaad gemotiveerd vanuit een bezorgdheid voor het dier zelf.
De twee wereldoorlogen en de economische crisis ertussen hebben bijgedragen aan een afname van de belangstelling voor dit thema. Het duurde tot de tweede helft van de twintigste eeuw vooraleer de draad over het moreel statuut van dieren opnieuw werd opgenomen. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond een groeiende belangstelling voor de belangrijke negatieve impact van de grootschalige industrialisatie op het milieu en het klimaat. Door de agro-industrie werd het idyllische beeld van het boerenerf, waar het varken naar hartelust in de modder kon wentelen, verbrijzeld door de harde nieuwe praktijken in de intensieve veehouderij, Dit zorgde ook voor een hernieuwde aandacht voor de morele, sociale en juridische status van dieren (Cazaux G, 2001; Vandenbossch M, 2005).
Met zijn boek ‘Animal Liberation (1975) bracht Peter Singer, een Australische filosoof (die promoveerde in Oxford), een frisse wind in het debat over dierenrechten door het een rationele ethische basis te geven. Hij heeft het idee van Jeremy Bentham nieuw leven ingeblazen: “De vraag is niet of ze kunnen spreken of redeneren, maar of ze kunnen lijden” en vanuit dat oogpunt kneedde hij zijn filosofie rond het “gelijkheidsbeginsel”, waarbij hij rekening hield met de belangen van mensen en dieren. Dit betekent geenszins “gelijke behandeling”, maar het betekent wel dat alle wezens die kunnen lijden evenveel belang hebben bij het vermijden van pijn. Dit “basiselement” van het “gelijkheidsbeginsel” is van toepassing op alle bewuste wezens, of ze nu zwart of wit zijn, menselijk of niet-menselijk. Als we toestaan ??dat de belangen van ras, geslacht of soort zwaarder wegen, simpelweg omdat ze ons ras of geslacht of soortgenoten zijn, schenden we het gelijkheidsbeginsel. Zijn eigen species bevoordelen noemde Singer ‘specicisme’ naar analogie met racisme en seksisme. Uiteraard verwierp Singer dus radicaal het Cartesiaanse concept van dieren als zinloze machines.
Ongeveer in dezelfde periode wijdde een Amerikaanse professor filosofie, Tom Regan (2003), ook aandacht aan de problematiek van het bewustzijn van dieren. In “The Case for Animal Rights” stelde hij dat niet alleen het vermogen om te lijden relevant was, maar een combinatie van mentale vaardigheden, waaronder het vermogen om het eigen welzijn te voelen en een gedrag te ontwikkelen, gericht op het bevredigen van zijn noden. Regan verklaarde dat uit onze dagelijkse ervaring en de beschikbare wetenschappelijke kennis kon worden geconcludeerd dat ten minste alle zoogdieren een eigen subjectief bewustzijn hebben. Volgens Regan is elk zoogdier een individu met zijn eigen ervaringen, wensen, noden, kortom met een persoonlijk karakter dat ook zijn eigen waarde vormt. Zulke dieren kunnen de kwaliteit van hun leven of een staat van welzijn ervaren en beïnvloeden in de letterlijke zin van het woord. Wanneer een handeling schade toebrengt aan de intrinsieke waarde of de autonomie van het individuele dier, is dit moreel verwerpelijk. Aldus bracht hij de dierenethiek van Singer een stap verder door de dierenrechten op individueel niveau te benadrukken. Regan stelde derhalve dat, net als mensen, dieren nooit mochten behandeld worden als object, handelswaar, verbruiksgoed of vervangbaar instrument.
Hoewel Kant de verschillen tussen mens en dier voldoende relevant achtte om een ongelijke morele status te rechtvaardigen, benadrukten Singer en Regan hun wederzijdse overeenkomsten. Volgens hen waren de plichten jegens dieren geen afgeleide van plichten jegens God, onszelf of de mensheid, maar directe plichten jegens de dieren in kwestie (Cornelisse, 2001).
Singer en Regan stimuleerden sterk de beweging voor dierenethiek. Dit ging gepaard met een sterk toegenomen belangstelling voor de wetenschappelijke studie van het gedrag en het welzijn van dieren. Een nieuwe generatie dierenactivisten was geboren. Ze verenigden zich in nieuwe organisaties, van de meer pragmatische tot de meest radicale, die op hun beurt nieuwe impulsen gaven en nog steeds geven aan de bestaande wetgeving inzake dierenbescherming. Naast de expertise van advocaten, gebruiken ze in toenemende mate de expertise van ethici, ethologen, biologen, economen en agronomen om hun voorstellen en activiteiten steeds meer te onderbouwen met wetenschappelijke argumenten, zodat ze niet langer afhankelijk zijn van morele of religieuze overwegingen. Onder andere vanuit deze invalshoek wordt vaak gevraagd om de rechten van het dier wettelijk te verankeren (zoals Frankrijk het in 2015 deed met zijn aanpassing van de Code Civil).
Tegenwoordig hebben de meeste wetgevende organen in de westerse samenlevingen aandacht voor dierenwelzijn. Maar om werkbare wetten te schrijven, verwachten de wetgevers een duidelijk werkbaar concept van dierenwelzijn.
Er is echter geen duidelijke definitie van dierenwelzijn. Dierenwelzijn is een concept dat op verschillende niveaus kan worden gedefinieerd, net zoals gezondheid, milieu of veiligheid. De term is niet ontstaan ??als een wetenschappelijk concept, maar als een weerspiegeling van een waardesysteem dat bezorgdheid uitdrukt over de manier waarop dieren worden behandeld (Raad dierenaangelegenheden, 2009 / Raad voor Dierenverzorging). Wat een bedrijfsdier is, moet ook duidelijk in de wet worden gedefinieerd. Het eerste artikel van de Europese Conventie voor de bescherming van gezelschapsdieren bepaalt: “Een gezelschapsdier is een dier dat wordt gehouden of bedoeld is om door de mens te worden gehouden, met name thuis voor zijn plezier en gezelschap,” (Art. 1 Europese Conventie voor de bescherming van gezelschapsdieren, Straatsburg, goedgekeurd bij wet in België op 18 oktober 1991, Belgisch Staatsblad, 19 februari 1992). Wat deze groep dieren duidelijk onderscheidt van hun soortgenoten in het wild, is de domesticatie door de mens. Door bepaalde vormen van gedrags- of omgevingscontrole, vertonen ze specifieke kenmerken van een huisdier, zodat ze met de mens kunnen cohabiteren en desgevallend gemakkelijk kunnen gebruikt worden. Omdat de mens deze dieren uit hun natuurlijk habitat heeft verwijderd schept dit echter ook menselijke verantwoordelijkheden tegenover deze dieren (Gautier A, 1998).
Een mijlpaal in dit debat werd bereikt in 1965 toen de Britse regering (Brambell Committee) voor het eerst voorwaarden koppelde aan de huisvestingssystemen van gedomesticeerde dieren in de landbouw. Daarin stond dat alle dieren de mogelijkheid moeten hebben om op te staan, te gaan liggen, zich om te draaien, voor zichzelf te zorgen en hun poten te strekken. Deze minimumnormen werden bekend als de “vijf vrijheden”. In 1993 heeft de Farm Animal Welfare Council de oorspronkelijke definitie aangepast omdat deze te veel gericht was op ruimtelijke vereisten. De vijf vrijheden worden nu als volgt beschreven: vrij zijn van honger, dorst en slechte voeding; vrij zijn van fysiek en thermisch ongemak; vrij van pijn, letsel en ziekte; vrij zijn om normaal gedrag te vertonen; en vrij van angst en chronische stress. Momenteel worden deze “vijf vrijheden” internationaal gezien als de essentiële voorwaarden voor dierenwelzijn (De Tavernier al., 2005); Bovendien zijn ethologen en ethici op basis van wetenschappelijk onderzoek in de afgelopen 10 tot 15 jaar van mening dat deze 5 vrijheden moeten worden aangevuld met andere elementen. Dieren hebben niet alleen recht op het vermijden van schade aan hun welzijn, maar ze hebben ook recht op geluk, vreugde en eigenheid.
We hebben al goede voorbeelden in Europa. In 2006 heeft Engeland bijvoorbeeld een grote stap voorwaarts gezet met zijn Animal Welfare Act 2006. Dierenwelzijn is sinds 2002 opgenomen in de Duitse grondwet, zodat het Duitse grondwettelijke hof rekening moet houden met de belangen van dieren bij het nemen van beslissingen over andere fundamentele rechten, zoals de vrijheid van onderzoek en de vrijheid van religieuze praktijk. In Zwitserland (door sommigen het dieren “sanctuary” genoemd) worden dieren sinds 1992 erkend als “wezens” in plaats van “dingen”. Bovendien, is daar op 1 september 2008, een herziene versie van de “Tierschutzgeset” uit 1978 en een nieuwe “Tierschutzverordnung” van kracht geworden, waarbij niet alleen concrete eisen werden gesteld aan huisvesting en zorg op materieel vlak voor gezelschapsdieren, maar ook op ‘sociaal’ vlak en welzijn.
De wetswijzigingen in dezelfde zin in Frankrijk (2014), Wallonië (2018), Nieuw Zeeland (2015) en Quebec (2015) werden bij de inleiding al vermeld.[3]
Belgische wetgeving voor dierenbescherming.
De geconsolideerde wet op dierenwelzijn, is in 1986 van kracht is geworden en is sindsdien herhaaldelijk gewijzigd en versterkt door ministeriële besluiten, altijd gericht op het verbeteren van dierenwelzijn door mazen te dichten en / of om te voldoen aan recentere kennis of inzichten. de wet is zeer uitgebreid en omvat (bijna) alle aspecten van dierenwelzijn (Chapaux V, 2016).
In 2014 werd dierenwelzijn overgeheveld naar de Gewesten, Vlaanderen, Brussel en Wallonië, die de wet verder hebben uitgebreid of aangevuld. De meest ingrijpende wijziging gebeurde in het Waalse Gewest: het wettelijk verbod op onverdoofd slachten is er van kracht. Met een nieuwe wijziging van de wet in 2018. worden in Wallonië, naar analogie met Frankrijk, dieren erkend als individuen met een bewustzijn. Ook de regels voor het aanschaffen of het houden van een hond zijn er verstrengd. De straffen voor inbreuken, vooral tegen het welzijn en de lichamelijke integriteit van dieren, zijn er flink verhoogd.
De Belgische wet van 1986, bood wel al een ruim wettelijk kader om dierenwelzijn te verzekeren.
Dierenbescherming begint bij het begin van de keten: hoe huisdieren bij mensen terechtkomen. Dit is vaak als puppy of als kitten of, zeldzamer, als een ander jong dier. Mede vanwege de kwetsbaarheid op deze leeftijd heeft de wetgever een hoofdstuk over “dierenhandel” in de Wet op Dierenwelzijn opgenomen. Een hele reeks voorwaarden worden opgelegd aan degenen die huisdieren willen verkopen. Allereerst moet een handelaar een goedkeuring en een vergunning verkrijgen. Dit wordt alleen verleend nadat is onderzocht of er voldaan is aan de vereiste voorwaarden, bijvoorbeeld voor een adequate accommodatie. De verkoop van dieren die een verboden amputatie (staart, oren…) hebben ondergaan of dieren die niet door particulieren kunnen worden gehouden, is verboden. Het is ook verboden om dieren te verkopen aan kinderen jonger dan zestien jaar zonder dat hun ouders of voogden uitdrukkelijk toestemming geven.
Bovenstaande regels zijn van toepassing op het in de handel brengen van alle dieren. Voor honden en katten gaat de wet verder.
Een eerste aanvullende beschermende maatregel specifiek voor honden en katten is dat het verboden is om honden en katten te verhandelen langs wegen, op markten, beurzen, tentoonstellingen of soortgelijke gelegenheden, evenals bij de koper aan huis, tenzij dit op verzoek van de koper is. Deze laatste uitzondering is gericht op het beperkte aantal gevallen waarin ouderen of gehandicapten met mobiliteitsproblemen een handelaar kunnen vragen om honden of katten naar hun huis te brengen.
Het is ook verboden om een ??gezelschapsdier op krediet te kopen, of het nu uitstel van betaling, lening of een andere betalingsregeling is. Bovendien mogen dierenwinkels vanaf 1 januari 2009 geen katten of honden meer in hun winkelruimte of uitstalruimte houden. Dit betekent dat huisdieren niet langer fysiek aanwezig mogen zijn in de winkel, zodat consumenten niet langer een dierenwinkel kunnen betreden en met een schattige puppy naar buiten kunnen gaan. Die maatregelen zijn gericht op het verminderen van impulsaankopen van een hond of een kat. Enige tijd na zo’n impulsieve aankoop komt de koper vaak tot de conclusie dat het kopen van een hond niet zo’n goed idee was. Het dumpen van de hond in een asiel of elders is vaak de ongelukkige uitkomst, al dan niet na een periode van mishandeling. Op dat moment is de zeer belangrijke socialisatieperiode onherroepelijk voorbij en vanwege de dikwijls gebrekkige en incompetente opvoeding vertoont de hond vaak probleemgedrag. In dezelfde gedachtegang is het verboden om dieren als prijs of beloning toe te kennen in wedstrijden of loterijen, zodat een dier niet langer kan eindigen met een fronsende eigenaar die het eigenlijk helemaal niet wilde.
In de praktijk maken deze regels de verkoop van honden of katten in dierenwinkels bijna onmogelijk, omdat toch wel heel weinig mensen een huisdier uit een catalogus kopen zonder het te zien (hoewel er een aanbod op het internet blijft bestaan) . Er was hevig verzet tegen de wet door dierenhandelaars en zij brachten hun zaak naar het Grondwettelijk Hof maar dit Hof verklaarde heel duidelijk dat geen enkele juridische grond een uitstel of een intrekking van de handhaving va de wet kon rechtvaardigen. Het Grondwettelijk Hof onderstreepte ook onmiskenbaar dat het inrichten van kweekruimten voor honden of katten op hetzelfde adres als een dierenwinkel, zelfs met een fysieke scheiding tussen twee afzonderlijke bouwels (zoals handelaren vroegen), in strijd was met de wet, Dit zou het immers voor broodfokkers mogelijk maken om een ??potentiële klant naar zijn/haar achtertuin te leiden om daar een hond of kitten te verkopen. Sinds september 1997 is ook alle publiciteit voor de verkoop van puppy’s of kittens verboden, behalve op gespecialiseerde platforms en door erkende fokkers of asielen.
Door het aan banden leggen van ongebreidelde en ongecontroleerde handel dankzij de huidige voorschriften gaan in België en Vlaanderen de honden meestal van een fokker rechtstreeks naar hun nieuwe gezin na een wettelijke minimumperiode van 7 weken bij de moeder en kunnen ze verder worden gesocialiseerd in hun toekomstige omgeving.
Voor veel mensen is een fokker nu inderdaad veruit de meest frequente manier om een hond of een kitten te verwerven.
In algemene bewoordingen bepaalt de wet dat een honden- of katten kwekerij betekent “elke instelling waar teven of katjes worden gehouden om te fokken en waar honden of katten worden verhandeld vanuit het nest van de fokker of nesten van andere fokkers, die voldoen aan de bepalingen van de wet “. De wet maakt het onderscheid tussen de hobby-fokkers en de broodfokkers. Deze fokkers moeten een licentie hebben die alleen wordt verleend na de herziening van een volledig dossier. Wanneer het bestand compleet is en alles in orde lijkt, wordt een voorlopige goedkeuring verleend. Op basis van een monitoringbezoek dat volgt, kunnen beperkingen aan de erkenning worden verbonden. Met deze vergunning wil de wetgever de zwarte markt in gezelschapsdieren en / of puppy-boerderijen aan banden leggen.
Een fokteef kan slechts 2 nestjes per jaar hebben en een hobby-fokker kan niet meer dan 2 fokteefjes houden. Er zijn strikte regels voor accommodatie en hygiëne. Een contract met een erkende dierenarts is verplicht en bedoeld voor regelmatige monitoring van het welzijn en de gezondheidstoestand van de dieren, en voor het opvolgen van hun verplichte vaccinaties. Het is verboden dieren te verhandelen die niet volgens de wettelijke voorschriften zijn geïdentificeerd of een verboden procedure hebben doorlopen. Alle nesten moeten worden geregistreerd in een centraal register en een puppy moet worden gechipt en de juiste identificatie- en registratiedocumenten hebben (hondenpaspoort)[4].
Een eerste bedoeling van de wetgever was om een ??instrument te creëren waarmee verloren honden met hun baasjes herenigd konden worden. Volgens de dierenasielen is de overheid hierin cum laude geslaagd. Alleen al het feit dat duizenden dieren elk jaar hun weg vinden naar de veiligheid van hun huis, geeft deze wetgeving haar bestaansrecht. De aanzienlijke daling van het aantal dieren dat in asielen moet worden geplaatst, vermindert ook de kans dat honden moeten worden geëuthanaseerd vanwege overbezetting in de opvangcentra.
Identificatie- en registratiegegevens maken het ook mogelijk om de handel in honden efficiënter te volgen, en het geeft de rechtmatige eigenaars de mogelijkheid om te bewijzen dat zij inderdaad de eigenaars zijn in het geval het dier wordt gestolen. Het maakt het ook mogelijk om de verantwoordelijke eigenaar te identificeren in geval van ongevallen veroorzaakt door honden. Deze gegevens kunnen ook worden gebruikt als een instrument bij de bestrijding van zoönose (ziekten overdraagbaar van hond tot mens). Ten slotte was het de bedoeling van de wetgever om preventieve actie te ondernemen tegen het opzettelijk achterlaten van honden. Die zogenaamde “honden laten vallen” is strafbaar gesteld door artikel 35, 3 ° van de Wet of Dierenwelzijn. Het is inderdaad een triest feit dat er elk jaar, vooral in het vooruitzicht van vakantie, eigenaars zijn die hun hond harteloos achterlaten. Dit kan niet langer anoniem worden gedaan en ongestraft blijven.
Een andere belangrijke innovatie in de wet is dat fokkers ook verplicht zijn om een ??koper een garantie te geven voor de goede gezondheid van de pups en om hem / haar de nodige uitleg te geven over de zorg, de kenmerken en behoeften van het ras en alle informatie die de nieuwe eigenaar nodig heeft om het welzijn van zijn honden te waarborgen. Veel fokkers doen dit schriftelijk (boekjes, folders, websites …), hoewel dit niet verplicht is.
Om te controleren of ze aan de eisen van dierenwelzijn voldoen, worden kwekerijen geïnspecteerd. Deze inspecties worden systematisch uitgevoerd bij elke nieuwe vergunningaanvraag en worden regelmatig herhaald en zeker als er een klacht wordt ingediend tegen een inrichting.
De wet verplicht de dierenartsen om te controleren of een hond is gechipt, om de puppy’s bij hun eerste consult te registreren en het unieke en genummerde dierenpaspoort te gebruiken voor alle vaccinaties. In feite betrekken de autoriteiten de dierenartsen actief bij de handhaving van de wet en de meesten doen dit graag omdat ze zich bewust zijn van het belang ervan voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van het huisdier. Scholen voor huisdieren moeten ook de paspoorten van de honden controleren en hun leerlingen registreren, maar dit is heel moeilijk te handhaven omdat er geen regelmatige inspecties zijn. De meeste scholen zullen dit echter doen, al was het maar om ervoor te zorgen dat de hond is ingeënt. Dit wordt echter alleen relevant in geval van problemen of klachten, waarbij de politie of inspecteurs ter plaatse komen. Het is echter een extra stimulans voor een hondenbezitter om weg te blijven van oneerlijke handelaren.
Overtredingen van de wet kunnen voor de rechter worden gebracht en zullen worden bestraft (meestal een boete) en het Hof kan ook de sluiting van de vestiging waar het misdrijf is begaan, voor een welbepaalde periode of zelfs definitief, bevelen. De minister of de verantwoordelijke openbare dienst kan de vergunning ook voor een bepaalde periode of definitief intrekken.
De wet heeft nog veel meer voorzieningen: de verzorging en huisvesting van huisdieren in particuliere huizen en / of in asielen; hun vervoer, al dan niet commercieel; beperkingen op de keuze van huisdieren (een limitatieve lijst van toegestane soorten); het verbod op onnodige operaties of verminkingen (bijvoorbeeld het couperen van hondenstaarten of het afsnijden van hun oren) en verplichte anesthesie voor pijnlijke operaties; een zorgplicht voor alle dieren in nood (in de praktijk vaak beperkt tot het bellen met de politie of een dierenambulance); het verbod op seks met dieren; voorschriften voor het verwijderen van een huisdier als de eigenaar het niet langer kan of wil behouden, enz.
Het had een grote impact op het bezit van honden (en katten) in België. Puppy-boerderijen en dierenwinkels die honden verkopen zijn (nagenoeg) verdwenen. Over het algemeen kopen Belgen hun honden nu van hobby-fokkers. Heel vaak komt de potentiële koper op een wachtlijst. Inderdaad, is het een uitzondering om de pup te krijgen die je wilt op het moment dat je de beslissing neemt. Dit geeft mensen de tijd om na te denken en mogelijk van gedacht te veranderen waardoor impulsaankopen vrijwel onbestaande zijn.
Om een ??fokker te vinden, moet de potentiële koper beslissen welk ras hij / zij wil, voordat hij actief op zoek gaat naar een fokker (zoals eerder gezegd is publiciteit voor honden in de aanbieding verboden). Dit betekent dat de koper (meestal) op zijn minst enige kennis heeft van de kenmerken en behoeften van de hond die hij / zij wil kopen. Verder heeft de fokker uiteraard ook de mogelijkheid om een ??pup niet te verkopen aan personen waarvan hij / zij denkt dat ze niet geschikt zijn om aan de hond de zorg en de leefomstandigheden te bieden die hij nodig heeft. In de praktijk betekent dit dat een mismatch minder waarschijnlijk wordt (hoewel dit natuurlijk nog steeds gebeurt).
Hobby-fokkers zijn wettelijk verplicht (hoewel dit niet echt afdwingbaar is) om de koper de nodige informatie te verstrekken voor de goede zorg voor en het welzijn van de pup. Omdat hobby-fokkers over het algemeen dol zijn op (hun) honden en zich zorgen maken over hun lot zodra het is verkocht, zullen de meeste dit ook doen.
De transformatie van de markt voor gezelschapsdieren, in het bijzonder honden, heeft ook een impact op de prijs van een pup. Voorbij zijn de dagen dat ze voor een lage prijs op markten of in dierenwinkels gekocht konden worden. Tegenwoordig haalt een pup tussen de € 1000 en € 2000 (of meer), dus zullen meer mensen twee keer nadenken vooraleer ze een hond aanschaffen. Dit zorgt er ook indirect voor dat iemand die het zich kan veroorloven om een ??hond te kopen, meestal ook in zijn onderhoud zal kunnen voorzien. Het is zeker zo dat pups voor een lage prijs op het internet te koop zijn (vooral uit Oost-Europa), waarbij de verkoper de hond thuis bezorgt. Er is echter zoveel informatie en waarschuwingen over die regelingen in de media, dat de meeste Belgen wantrouwend zijn tegenover dergelijke “kansen of koopjes”.
Dit alles heeft uiteraard invloed op de opdracht van trainers en gedragsdeskundigen: het soort honden dat ze zien (bijna altijd pure rassen, bekende fokkers), de houding van de honden (altijd min of meer gesocialiseerd) en de houding van de eigenaren (een bereidheid om gedragsproblemen te verhelpen, eigenlijk ook een noodzaak omdat men de hond niet langer anoniem kan dumpen) zijn allemaal positieve evoluties.
Helaas zijn de soorten gedragsproblemen waarvoor hulp gezocht wordt niet veel veranderd: verlatingsangst, dwangmatig gedrag, overmatig blaffen en angst soms leidend tot agressie zijn nog steeds de belangrijkste redenen voor een gedragsconsult. De onderliggende redenen zijn vaak nog altijd misvattingen/ onwetendheid vanwege de eigenaar en / of overmatige bezorgdheid, meestal leidend tot frustratie, verveling of depressie bij de hond.
Moedwillige mishandeling van een hond is zeldzaam geworden (J.Willems, 2016).
De handhaving van de wet
De wet op dierenwelzijn van 14 augustus 1986 en de uitvoeringsbesluiten van de regering bevatten waardevolle doelstellingen die voldoende ruimte bieden om het welzijn van huisdieren te garanderen. Maar dat gebeurt niet automatisch. Constante waakzaamheid en aanpassingen blijven noodzakelijk. Het grootste probleem echter blijft de handhaving van de wet. Het verhogen van het bewustzijn in de samenleving en bij het grote publiek voor dierenwelzijn in combinatie met meer controles en een effectieve vervolging van overtredingen zijn de belangrijkste uitdagingen in België en Vlaanderen.
De huidige Vlaamse minister van Dierenwelzijn[5] beschreef dit als zijn prioriteit voor zijn legislatuur (2014-2019), en wel met enig resultaat.
In 2015 ontving de Vlaamse Dienst voor Dierenwelzijn 3551 klachten, dit is een stijging van 23% ten opzichte van 2014. In 2016 was er een verdere stijging tot 4.663 klachten, een groei van bijna nog eens 25%. Het grote publiek lijkt zich meer bewust van dierenwelzijn of meer bereid om een klacht in te dienen.
Om aan de toenemende werklast het hoofd te bieden, verhoogde de Vlaamse dienst voor dierenwelzijn het personeelsbestand met 11 nieuwe inspecteurs, waarmee het totale aantal inspecteurs van 19 naar 30 kwam (Depla T, 2016).
In 2015 en 2016 werden in totaal 1.631 inspecties en 1.786 inspecties uitgevoerd, waarbij zowel particulieren als professionals (boerderijen, honden- en katten-kwekerijen, dierenasielen, dierenwinkels, laboratoria, dierentuinen en dergelijke) werden gecontroleerd. Fokkers-handelaren van gezelschapsdieren werden respectievelijk 98 en 93 keer geïnspecteerd in 2015 en 2016, dierenasielen respectievelijk 19 en 28 keer.
Van de 4.663 klachten betrof meer dan een kwart (1.243) honden, gevolgd door katten (749), pluimvee (569) en paarden of pony’s (496).
De meeste in beslag genomen dieren in 2016 waren honden (800), gevolgd door kleine vogels (387), schapen (285), katten (283), konijnen (168), paarden (142), vee (108), pluimvee (103), Guinea varkens (62), …
Afhankelijk van de situatie werden de dieren teruggegeven aan de eigenaar, verkocht, in volledige eigendom gegeven aan een dierentuin of heiligdom of geëuthanaseerd (Landbouwleven, 2017).
Tenslotte slaagde de minister er in 2018 in om een ??samenwerking tot stand te brengen tussen de Vlaamse Dienst voor dierenwelzijn en de gemeenten (die de lokale politie controleren) om een ??aantal politieagenten op te leiden en te laten specialiseren in dierenmishandeling en de wet voor dierenwelzijn in elke gemeente om de handhaving van de wet te ondersteunen.
Op het eerste gezicht zijn die cijfers hoopgevend voor dierenliefhebbers in Vlaanderen, maar men moet toegeven dat, als ze eenmaal voor het gerecht komen, veel zaken nog steeds geseponeerd worden. Dierenwelzijn is kennelijk geen prioriteit voor Belgische rechters, die verwijzen naar arbeidsdruk en andere prioriteiten om minder aandacht te schenken aan het leed van dieren die toch maar …dieren zijn.
Mogelijk speelt ook de machtige agro-industrie, vooral in Vlaanderen, een belangrijke rol in het afwijzen van ingrijpende maatregelen, zoals het erkennen van zoogdieren en vogels als bewuste wezens, die kunnen lijden. Dit kan immers een grote impact hebben op de veehouderij of de kippenkwekerij.
Het is evenwel belangrijk dat dieren door de wetgever ook in Vlanderen en in het Brussels Gewest als bewuste wezens worden herkend en behandeld en dat dierenmishandeling door de rechtbanken als een zwaar vergrijp behandeld worden, naar analogie met meerdere Europese en niet – Europese landen. Dit krijgt best ook zijn vertaling in de Belgische Grondwet.
Besluit
De laatste 50 jaren is door een voortschrijdend in zicht, op stevige wetenschappelijke basis gestoeld, het lot van de gezelschapsdieren in de westerse maatschappij er flink op vooruit gegaan. Nochtans blijven er belangrijke lacunes bestaan in de toepassing en de handhaving van de wettelijke bepalingen ter zake.
Het blijft verontrustend dat pijn en geweld, zoal het gebruik van wurghalsbanden voor honden, nog steeds geduld worden. Het is ook verontrustend dat het dikwijls afhangt van clandestien en eigenlijk illegaal verkregen beeldmateriaal om wanpraktijken in slachthuizen aan het licht te brengen.
We zullen nog een
tijdje de stem moeten blijven van wie er geen heeft (“the voice of the
voiceless” zoals GAIA het stelt).
Bibliografie
Adant G, (2001), “De wetgeving op de bescherming en het
welzijn van dieren” (Legislation on animal protection and welfare)
in G. CAZAUX (ed.),
Mensen en andere dieren – Hun onderlinge relaties meervoudig bekeken (Humans and other animals,
multiple views on their relation) , Garant, Leuven.
Boon D, (2001), “Mens en dier: gezworen vijanden” (Man and Animal, sworn enemies), Justitiële verkenningen 2001, afl. 5, 23-32.
Broom, D.M. Cognitive ability and awareness in domestic animals and decisions about obligations to animals. Appl. Anim. Behav. Sci. 2010, 126, 1–11. [CrossRef]
Cazaux G, (2001), Mensen en andere dieren – Hun onderlinge relaties meervoudig bekeken (Humans and other animals, multiple views on their relation) , Garant, Leuven.
Cazaux G, Dierenrechten (Animal rights), www.dierenrecht.be accessed March 8 2018
Chapaux V, (2016), “ Dertig Jaar Wet op het Dierenwelzijn in België: Stand van Zaken en Vooruitzichten” (30 years legislation on animal welfare, results and perspectives) Belgische Senaat, 6 december 2016, https://www.senate.be/event/20161206_Dierenwelzijn/Coll_dierenwelzijn.pdf, accesed 5 March 2018.
CORNELISSE M, “De rammelende erwt; ethisch denken over dieren en de
natuur” (Ethical Considerations on Animals
and Nature), Justitiëleverkenningen 2001.
Depla T, (2016), Vlaamse Dienst Dierenwelzijn wordt helft groter, polinfo.be, Wolters Kluwer, https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300425274&lang=nl, accessed March 15 2018
De Tavernier G, Lips D en Aerts S, (2005), Dier en Welzijn (Anim l and Welfare), Tielt, Lannoo, 2005,.
Duncan, I.J.H. The changing concept of
animal sentience. Appl. Anim. Behav. Sci. 2006, 100, 11–19.
[CrossRef]
Duncan, I.J.H.; Petherick, J.C. The
implications of cognitive processes for animal welfare. J. Anim. Sci. 1991,
69, 5017–5022. [CrossRef] [PubMed]
Fraser,
D.; Weary, D.M.; Pajor, E.A.; Milligan, B.N. A scientific conception of
animal welfare that reflects ethical concerns. Anim. Welf. 1997, 6,
187–205.
Fraser,
D.; Duncan, I.J.H. “Pleasures”, “pains” and animal welfare: Towards a
natural history of affect. Anim. Welf. 1998, 7, 383–396.
Gautier A, 1998), , De gouden kooi – Over het ontstaan van het huisdier, (The Golden Cage- On the Origin of the Company Animal) Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1998, 15.
Hendrickx M, (1997),GAIA – Profiel van een beweging (GAIA, profile of a movement), Antwerpen, Icarus,
Hemsworth, P.H.; Mellor, D.J.; Cronin,
G.; Tilbrook, A. Scientific assessment of animal welfare. N. Z. Vet. J. 2015,
63, 24–30. [CrossRef]
Hutin R, (2016), Le positionnement de l’animal dans le Droit Français in “ Dertig Jaar Wet op het Dierenwelzijn in België: Stand van Zaken en Vooruitzichten”, (30 years legislation on animal welfare, results and perspectives) Belgische Senaat, 6 december 2016, https://www.senate.be/event/20161206_Dierenwelzijn/Coll_dierenwelzijn.pdf, accesed 5 March 2018.
Klok S, (2008), “Gezelschapsdieren in Nederland en Europa / Company Animals in the Netherlands and Europe”), 17 april 2008, http://www.lawandroar.nl/., accessed March 10 2018.
Landbouwleven, (2017), Vlaamse Inspectie Dierenwelzijn neemt in 2016 meer dieren in beslag http://www.landbouwleven.be/327/article/2017-03-13/vlaamse-inspectie-dierenwelzijn-neemt-2016-meer-dieren-beslag accessed March 15 2018
Mellor, D.J. Updating animal welfare thinking: Moving beyond the ‘Five Freedoms’ towards ‘A Life Worth Living’. Animals2016, 6, 21. [CrossRef]
Mellor
DJ, (2019), Welfare-aligned Sentience: Enhanced
Capacities to Experience, Interact, Anticipate, Choose and Survive , Animals 2019, 9, 440;
Morris I, (2010), Why the West Rules, Profile Books, London.
Panksepp,
J. Affective Neuroscience: The Foundations of Human and Animal
Emotions; Oxford University Press: London, UK, 1998.
Panksepp, J. Affective consciousness: Core emotional feelings in animals and humans. Conscious. Cogn. 2005, 14, 30–80.
Panksepp, J. Emotional endophenotypes in evolutionary psychiatry. Prog. Neuropsychopharmacol. Biol. Psychiatry 2006, 30, 774–784. [
Raad voor Dierenaangelegenheden,
Verantwoord houden – wie is verantwoordelijk voor het
welzijn en de gezondheid van gehouden dieren in Nederland, december 2009, nr. RDA/2009/02, http://www.rda.nl/pages/adviezen.aspx, 12. accessed March 8 2018
Regan T, (2003), Animal Rights, Human Wrongs – An introduction to Moral Philosophy, Rowman & Littlefield Publishers, Oxford
Singer P, (1994), Dierenbevrijding, De Geus, Breda
Vandenbosch M , (2005), De Dierencrisis (Tne Animal Crisis”, Houtekiet, Antwerpen.
Van Hoorick G, (2001), Dieren in het rect in een historisch perspectief (Animals in the law in a historical perspective), in G. Cazaux (ed.), Mensen en andere dieren – Hun onderlinge relaties meervoudig bekeken (Humans and other animals, multiple views on their relation) , Garant, Leuven.
Van Hoorick G, , “De Europese wetgeving op de dierenbescherming (Europan Legislation on Animal Protection)”, TBP 1995,
Wilkens D., (1997), Animal Welfare in Europe, European Legislation and concerns, Kluwer Law International, Den Haag,
Willems J, (2016), Etudes de comportementaliste canin, Animal Behaviour Centre, Chaumont – Gistoux, Belgium.
World
Animal Protection. The Evolution of the Legal Status of Animals: From Things to
Sentient Beings. 2018. Available online: https://www.globalanimalnetwork.org/evolution-legal-status-animals-things-sentient-
beings (accessed on 1 -10 August 2019).
OIE
Global Animal Welfare Strategy 2017. World Organisation for Animal Health:
Paris, France, 2017. Available online: http://www.oie.int/fileadmin/Home/eng/Animal_Welfare/docs/pdf/Others/EN_OIE_AW_
Strategy.pdf (accessed on 1-10 August 2019).
[1] In de 12de eeuw was Franciscus van Assisi de uitzondering, die liefde vroeg voor al God’s schepsels
[2] Een analoge zinswijze bestaat nu nog bij een groep creationisten en klimaat- negationisten binnen de ‘religies van het Boek’ (Jodendom, Christendom en Islam) die stellen dat God hen de aarde heeft gegeven en zal tussenkomen als hij het wenselijk acht om de opwarming van de aarde of het verdwijnen van biodiversiteit bij te sturen.
[3] Uiteraard mag deze opsomming niet als exhaustief gezien worden!
[4] Honden uit het buitenland moeten eveneens geregistreerd worden voor de vierde levensmaand of binnen de acht dagen na aankomst in België. Een EU registratie is rechtsgeldig in België.
[5] Ter herinnering: in de zomer van 2014 werd dierenwelzijn in het kader van de zesde staatshervorming een gewestelijke materie.